Afgelopen maand heb ik De Prooi van Jeroen Smit gelezen. Het boek gaat over de ondergang van ABN AMRO. Of het boek 100% waarheidsgetrouw is weet ik niet.
Het eerste dat me bekroop bij het lezen van het eerste deel was een gevoel van onbehagen. Ik heb me verbaasd dat op het topniveau van de raad van bestuur en de raad van commissarissen zoveel draait om ego’s. Terwijl mensen lager in de hiërarchie van organisaties te horen krijgt dat het ego opzij moet voor het grotere belang van de organisatie handelt de top van de organisatie daar in z’n geheel niet naar.
Countervailing power
John Kenneth Galbraith (een econoom, die na Keynes nu ook aan een comeback begonnen is in de VS met het boek The Great Crash) introduceerde ooit het begrip countervailing power. In zijn optiek hoort iedere macht in evenwicht gehouden te worden door een tegenmacht. Zoals de Tweede Kamer niet aarzelt om vragen te stellen of debatten aan te vragen met het Kabinet, hoe dom ze ook lijken. Zo hoort de Raad van Commissarissen de Raad van Bestuur te bestoken met lastige vragen over het reilen en zeilen van de onderneming. De Prooi laat zien dat dat mechanisme faalde bij ABN Amro. Volgens het boek strijken de voorzitter van de Raad van Commissarissen en Rijkman Groenink zoveel mogelijk plooien glad voor de vergadering.
Rijkman Groening duldt weinig tot geen inbreng geduld van andere leden van de raad van bestuur tijdens vergaderingen met de raad van commissarissen. Waarmee de externe tegenmacht langzaam maar zeker buitenspel gezet wordt.
Het boek verhaalt hoe de subtop van ABN-Amro langzaam maar zeker wordt omgevormd tot een groep vertrouwelingen van Rijkman Groenink. Ook andere leden van de raad van bestuur omringen zich met hun vertrouwelingen. De confrontatie tussen verschillende stromingen wordt niet openlijk gezocht en de keuzes van de top stel je nie ter discussie. De verschillen worden hiermee onder het tapijt geschoven, maar daarmee zijn ze niet weg. Zeker de eerste hoofdstukken deden me denken aan de negatieve bijeffecten van hiërarchische structuren, zoals die bleken na de vliegtuigramp bij Tenerife.
Centralisme
Het boek laat ook zien dat te centraal aangestuurde organisaties zwaar in de problemen kunnen komen, zeker als het ook nog eens wemelt van de wantrouwige vergadertijgers (p. 66):
(…) De bank is een grote vergaderfabriek geworden, iedereen lijkt vooral bezig met het schrijven van nota’s, met elkaar in de gaten houden et cetera.
In het veld wordt vooral het hoofdkantoor als een van de grote problemen gezien. Alles gaat top-down. Daar wordt vastgesteld wat iedereen moet verdienen. Daar wordt bijvoorbeeld verordonneerd hoeveel marge op een deposito moet worden gemaakt. In de regio mag daar niet aan worden getornd. En dus kan er niet gereageerd worden als een lokale Rabobank net onder dat tarief duikt en klanten wegpikt.
Een andere grote ergernis is het ontbreken van een heldere afrekencultuur. Als mensen hun targets niet halen, krijgen ze toch (een stuk van) hun bonus.
Wat dat laatste punt betreft daagde ik de lezers van mijn weblog in 2005 al uit om een positieve correlatie aan te tonen tussen wijziging in totale beloning van een gemiddelde topman en het koersrendement van de gemiddelde onderneming. De site met beloningen is nog steeds in de lucht en de jenever nog niet vergeven…
Vertrouw op de zelfsturende professionals in de regio
Maar goed terug naar het boek. Een ander citaat dat de strijd tussen holding en de ‘zelfsturende professionals’ in het veld goed weergeeft (p 70):
Het hoofdkantoor moet verantwoordelijkheden naar het veld delegeren. De regio moet leidend worden, zo kan het ondernemerschap binnen de bank worden gestimuleerd. (…) Simon pleit ervoor om te vertrouwen op de de professionele capaciteiten van de mensen en hun relatie met de klanten. (…) Dat ligt gevoelig op het hoofdkantoor, daar zitten de de gestudeerde koppen die het sowieso lastig vinden om de mensen in het veld verantwoordelijkheden te geven. Er is veel discussie over de vraag of mensen die bij een bank werken wel ondernemend kunnen zijn. Zijn het niet juist risicomijdende mensen die bij een bank werken?
Die laatste zin doet me denken aan de oeverloze discussie bij mijn eigen werkgever de overheid. En zie hier het antwoord op de vraag of de overheid uniek is: NEE, de overheid is een bureaucratische organisatie net als elke andere. Zowel bij de overheid als in grote bureaucratische bedrijven denken mensen graag voor een ander in plaats van voor zichzelf 😉
Leading by example
De top van ABN Amro blijkt ook niet uit te blinken in leading by example. Volgens het boek zijn de hoge vliegkosten een terugkerende ergernis. Waarbij van alles wordt geprobeerd om de kosten te drukken. De stafmensen geven aan dat het helpt als de Raad van Bestuur het goede voorbeeld geeft. Daar hebben ze echter geen zin in, de Raad van Bestuur wisselt onderling tips uit welke First Class betere service verleent… Impliciete boodschap: als u belangrijk wenst te zijn vliegt u first class en trekt u zich geen flikker aan van de pogingen tot kostenbeheersing.
Conclusie
Een aanrader om te lezen voor iedereen die een inkijkje wil in de psyche en het wie kent wie van de zakelijke elite in Nederland. Het geeft ook een mooi tijdsbeeld van de opkomst en ondergang van een bepaald type bankieren. ABN-Amro die de vier (inmidels niet meer bestaande) Amerikaanse zakenbanken naar de kroon wil steken. Vanuit dat oogpunt bezien is de ondergang van ABN-Amro misschien wel te zien als een eerste opmaat naar de huidige kredietcrises. Inclusief de ondergang van ’s werelds grootste zakenbanken (ok, niet allemaal failliet. Maar overgenomen of omgevormd tot gewone bank, dus als business model ten onder).
Het boek bevestigt me ook in mijn mening dat leidinggeven en leiderschap tonen zeker geen synoniemen zijn in grote organisaties. Dat geldt in het bedrijfsleven evengoed als binnen de overheid. Misschien is het tijd voor een nieuwe term voor het gedrag dat hoort bij leiderschap. Leidinggevenden zeggen m.i. namelijk iets te makkelijk:
Ik geef leiding dus ik ben een leider.
Iemand suggesties?
Geef een reactie