CO2 berekeningsmethoden

Er zijn vele manieren om de CO2 uitstoot van elektriciteit te bepalen. Voor de berekening van de CO2-uitstoot van ons energiegebruik ga ik uit van de volgende vijf methoden. Bij elke methode bereken ik de CO2-uitstoot over de energie die niet van onze zonnepanelen, winddelen, zonneboiler of warmtepomp afkomstig is.

De eerste twee methoden gaan uit van de CO2 factoren die CBS berekent. Op de eerste plaats volgens de integrale methode van CBS. Deze gaat uit van de totale (hernieuwbare plus niet hernieuwbare) elektriciteitsproductie in verhouding tot de aan elektriciteit toegerekende inzet van aardgas, kolen en kernenergie. Elektriciteit uit afvalverbrandingsinstallaties en restgassen wordt niet meegenomen. De tweede methode van CBS is de referentieparkmethode. Deze gaat uit van de centrale elektriciteitsproductie uit aardgas, kolen en kernenergie, uitgezonderd die centrales waarbij de warmteproductie groter is dan 20 procent van de brandstofinzet.

De andere drie methoden maken gebruik van de CO2-emissiefactoren, zoals gepubliceerd op CO2-emissiefactoren.nl. In alle drie de gevallen ben ik uitgegaan van de well-to-wheel emissiefactoren, oftewel van de emissies in de gehele levenscyclus. Bij de eerste methode (grijs) ben ik ervan uitgegaan dat iedere kWh die we in moeten kopen van grijze stroom komt. Bij de tweede methode ben ik ervan uitgegaan dat we stroom van onbekende bron afnemen. Waarbij ik uitgegaan ben van de emissiefactor zoals die nu vermeld staat, waardoor de CO2 uitstoot van oudere jaren lager lijkt dan die in werkelijkheid was. Het aandeel hernieuwbare elektriciteit is de afgelopen 10 jaar namelijk gestegen in Nederland. In de laatste methode (stroometiket) ben ik vanaf 2015 uitgegaan van de strooommix zoals Greenchoice (onze energieleverancier) deze jaarlijks publiceert. Waarom pas vanaf 2015? Simpel, omdat ik van de jaren voor 2015 zo snel de stroometiketten niet kon vinden.